Heimwee

"Reigschmeckter"

Wat "Reigschmeckter" betekent? Dat is Zwaabs, letterlijk betekent het "binnenproefende". Bedoeld is "iemand, die van buiten komt en in het Zwabenland ingeleefd heeft".
Ja, ik ben zoiets als een "Indonesische Zwaab". Ik beschouw mij zelf als eerlijk, stipt (kom liever een kwartier te vroeg dan een minuut te laat), neem alles zeer strikt, ben eigengereid en steeds bezig. Nu bijv. met mijn computer. Ik spreek Duits met een Zwaabs accent, hoewel ik mij steeds moeite geef, "Hochdeutsch" te spreken. Tijdens een vacanitie in Canada kwam, toen wij de Niagara Falls bezichtigden, een Amerikaanse vrouw op mij toe, wees resoluut op mij en zei in het Duits: "U komt van Stuttgart!". Je had mijn domme gezicht moeten zien!

  
  

En hoe het tot een echte Zwaab behoort, houd ik van het "Wandern". Met voorliefde in de bergen van Oostenrijk en Italie (Tirol, Dolomiten). Vroeger met zware Berglaarzen, kniebroek, Kniekousen, anorak en rugzak. Tegenwoordig ietwat aangepast, maar de "Wander"-stokken mogen niet ontbreken.
(Op de foto's mijn Vrouw Christa en onze kleindochters Christina en Katharina)

  

En een "Häusle" (linker foto: Terras) heb ik ook gebouwd, met mijn vrouw samen natuurlijk, die Zwaabse is en met mij meestal Zwaabs "schwätzt" (kletst). En wijn "schlotze" (zuigen) doe ik eveneens, een Riesling witte wijn of een Italiaanse roodwijn. En met bier kun je me in de vlucht jagen, hoewel er goede Stuttgarter bieren zijn.
Uit Winnenden wil ik niet verhuizen. Het heuvelachtige landschap hier om ons heen met de vele bossen en wijngaarden is ideaal om erin te wandelen. En de"Schwäbische Alb" met de witte Jura rotsen, de grotten en de versteningen zijn voor mij het paradijs.

En wat ook belangrijk is, ik kan de Zwaben goed lijden. Voor hen is een "ja" ook een "ja" en een "neen" ook een "neen". Zoiets betrouwbaars vind je nergends anders op de wereld.
Wanneer ik bijv. aan mijn vroegere landgenoten denk: een "ja" betekent voor de Indonesiers meestal "ik heb het gehoord" of "misschien". Een belofte is slechts een beleefdheidsformule of om iemand gerust te stellen, je mag er niet op rekenen. Het is alleen maar om hun goede wil te tonen. En een eerlijke uiting van mening is zelden. Ze zeggen over het algemeen dat, wat je wilt horen.
De Zwaben daarentegen zijn grondeerlijk tot kwetsend. Ze zeggen je ook ongevraagd hun mening. "Dat behoord gezegd!" is hun commentaar. En dat kan soms problematisch zijn.

Helaas moet ik een beperking maken. In mijn hart ben ik soms Hollander. Mijn moerstaal en mijn oorspronkelijke cultuur zijn eigenlijk Nederlands. Ik denk vaak in een mengsel van Hollands en Duits. Soms zeg ik zelfs Hollandse woorden tegen mijn vrouw, zonder het te weten. Als ik na lange tijd Hollandse geluiden hoor, dan overstroomt mij een onbeschrijfelijk gevoel van geluk. De herinnering aan mijn kindsheid en mijn jeugd drijft met geweld naar boven. Een diepe weemoed overvalt mij.

  
  

Feitelijk ben ik toch een beklagenswaardige, vaderlandsloze, ontwortelde mens! Gelukkig dat ik hier mijn geliefde vrouw, mijn kinderen en kleinkinderen heb. Ze zijn voor mij mijn werkelijke "Heimat".
(Foto 1: Christina en Christa, foto 2: Katharina en Christina, foto 3: Christa en George, foto 4: Rebecca, Emil, Katharina en Christina)

Terugblik:

Het leven begon voor mij zo mooi. Met vijf jaar kwam ik in een Hollandse Fröbelschool. Dat was voor mij de gewoonste zaak van de wereld want ik voelde mij in geen opzicht vreemd onder de Hollandse kinderen, zowel totok-kinderen als ook Indisch-Nederlandse. Vervolgens werd ik na een kleine spreekkeuring tot de "Europese Lagere School" toegelaten. Want dat ik een Hollandse jongen was, daar had ik nooit aan getwijfeld. Daarom beschouwde ik het als een bijzondere prestatie met de Javaanse kinderen uit de omgeving Javaans te kunnen spreken. Voor mij waren ze, in tegenstelling tot mijzelf inheemsen wiens taal ik uit sympathie probeerde te leren.

Ik sprak Hollands, leerde op z'n Hollands, zong Hollandse liedjes, speelde Hollandse spelletjes, gedroeg mij als een Hollandse jongen en werd verliefd op een Hollands meisje.
Wanneer mijn vader mij vroeg, wat voor een jongen ik was, antwoordde ik zonder te aarzelen: "Ik ben een Hollandse jongen!"

Eerst de oorlog en de Japanse bezetting openden mij met smart de ogen. Men maakte mij van alle kanten duidelijk dat ik Indonesier was. En ik moest mij alsjeblieft als een Indonesier gedragen en Indonesisch spreken. Dat is mij nooit werkelijk gelukt. Het was alsof diep in mij antilichamen zaten die tegenover alles, wat Indonesisch was, mij immuun maakten.
In ieder geval kreeg ik terloops te weten dat mijn beide grootvaders uit Manado stamden. Zo kon ik tenminste mijn andere aard tegenover de Indonesiers daarmee verklaren dat ik Manadonees was hoewel ik geen woord Manadonees (d.w.z. Tomboeloes) verstond. Aan deze opvatting houd ik mij overigens tot nu toe nog vast.

Toen mijn vader naar Manado overgeplaatst werd om daar uit het leger, dat opgeheven zou worden, te worden ontslaan, werd ik door een onbedwingbare vrees gepakt. De vrees, de aansluiting aan de algemene ontwikkeling in de wereld te verliezen. Want Manado lag letterlijk aan het eind van de bewoonde wereld, preciezer aan de rand van de Stille Oceaan, waar slechts één keer per maand een klein passagierschip aanlegde.
Zo zeer ik trots was, eindelijk een stuk land op deze aarde mijn vaderland te kunnen noemen, zo waren mij de inwoners ervan toch hoe dan ook vreemd. Ze hadden vreemde gewoontes en spraken een voor mij vreemde taal. Ik miste mijn Hollandse vrienden en de Hollandse omgeving.

Tot mijn geluk mocht mijn vader op zijn verzoek weer terug naar Bandoeng. Maar de volgende teleurstelling was van te voren geprogrammeerd. Mijn Indisch-Nederlandse vrienden verlieten één voor één Bandoeng om, zo absurd het klinkt, naar Nederland gerepatrieerd te worden, naar een land dat de meesten van hen nog nooit in hun leven hadden gezien!

Toen ik eindelijk de gelegenheid kreeg naar Europa te komen om te studerden greep ik de kans met beide handen vast.

Maar alles verliep anders dan ik gedacht had. Ik kwam niet naar Holland. Ik moest in Duitsland studeren. Want Indonesie en Nederland waren wegens de West-Nieuwguinea-kwestie zo te zeggen in oorlogstoestand. De problemen met de Duitse taal en de eenzaamheid brachten mij aan de rand van een zenuwinzinking. Ik was levensmoede. Daartoe kwam een niet ontdekte Hepatits infectie.

Dan ontmoette ik Christa Oesterle. Ze had vertrouwen in mij, ze geloofde mij toen ik haar vertelde dat ik vroeger eens de beste van mijn klas, voorzitter van de scholierenvereniging en padvinderleider tegelijkertijd was.

Toen we trouwden, tegen veel weerstand van alle kanten in, was ik in een denkbaar slechte toestand. Op onze bruiloft woog ik juist nog 51 kilogram.
Christa maakte een heel moeilijke tijd door, zij werkte vol als onderwijzeres aan de lagere school en moest drie kinderen en een zieke man verzorgen.

Alsof dat nog niet genoeg was, legde ik mij nog met de Indonesische regering onder president Suharte aan. Ik weigerde aan een politieke zuiveringsactie (in Duitsland), die door Suharto was georganiseerd, deel te nemen. Een maandenlange correspondentie met de Indonesische ambassade volgde. Ik gaf hun les in democratie, vrije meningsuiting en mensenrechten. Dat werd voor Suharto te veel. Het gevolg was dat ik wegens hoogverraad aangeklaagd werd en voor het Hoogste Gerechtshof in Jakarta moest verschijnen. Ik weigerde erheen te gaan en mijn Indonesische staatsburgerschap werd mij afgenomen.
Een verzoek tot verkrijging van het Duitse staatsbürgerschap werd in het begin door het Bondsministerie van Binnenlandse Zaken niet ingewilligd. Eerst toen mijn vrouw op de gelijkstelling van man en vrouw bestond, kreeg in het Duitse staatsburgerschap. Voor de naturalisatie van de echtgenote van een Duitse man had je namelijk vroeger geen problemen.

Het was haar verdienste dat ik meer dan tien jaren later weer enigermate gezond was, mij studie met succes kon afmaken en het beroep als leraar aan een technische school kon uitoefenen. Nu zijn we beide gepensioneerd en proberen tezamen een rustige leven te voeren met onze kinderen en kleinkinderen en ik ontwikkel mij steeds meer tot een Zwaab.

En toch. Er zij tijden, vooral in de winter, dan verlang ik met weemoed terug naar de vroegere tijden met mijn Hollandse vrienden in het oude Nederlands-Indie, en naar de tropische landschappen in Indonesie met de oerwouden nevens de myriaden van muskieten, de ruisende klapperbomen, de witte stranden met de warme, tegemoet rollende golven en de talloze warmwaterbronnen in mijn "vaderland" Manado.

Meer dan vijftig jaren heb ik Indonesie niet meer gezien en zal het vermoedelijk nooit meer zien. Want ik ben bang, bang voor de diepe teleurstelling die ik zou beleven. Want alles is daar veranderd, vooral de mensen.

  

_______________________________________________________________________________
**********************************************************************************************************************